Korenmolen De Hoop viert vandaag, 1 augustus 2019 zijn 170-ste verjaardag. Hoewel deze hoogbejaarde wiekendrager allang met pensioen is, draaien zijn wieken nog regelmatig hun rondjes dankzij een groepje vrijwillige molenaars.De vrijwillige molenaars van korenmolen De Hoop: v.l.n.r. Warner B. Banga, Wietze Dijkstra, Hilko Hofstra en Sikko Hoekstra. Jan Holtkamp ontbreekt. (FOTO Marit Anker). Een terugblik op 170 jaar leven-van-de-wind:
Korenmolen De Hoop viert vandaag, 1 augustus 2019 zijn 170-ste verjaardag. Hoewel deze hoogbejaarde wiekendrager allang met pensioen is, draaien zijn wieken nog regelmatig hun rondjes dankzij een groepje vrijwillige molenaars.De vrijwillige molenaars van korenmolen De Hoop: v.l.n.r. Warner B. Banga, Wietze Dijkstra, Hilko Hofstra en Sikko Hoekstra. Jan Holtkamp ontbreekt. (FOTO Marit Anker). Een terugblik op 170 jaar leven-van-de-wind: Molenstad Dokkum Dokkum is een echte molenstad. Tegenwoordig vormen de twee nog regelmatig draaiende windmolens op de bolwerken een uniek en prachtig plaatje, maar ooit was er een tijd dat wel vijf stoere wiekendragers op de dwingers het aanzicht van het stadje bepaalden. Dat waren kleinere, houten molens, zogenaamde standerdmolens. Ze werden in de loop van de tijd vervangen door grotere en efficiëntere stellingmolens. In 1842 ging de Hanspoortstermolen in vlammen op en had Dokkum voor de voedselvoorziening nog maar één koren- en pelmolen meer: de Driepijpstermolen op de hoek van de Vleesmarkt en het Baantjebolwerk. Die moest alle bakkers en particulieren van meel voorzien. Achtkante houten stellingmolen De meer dan honderd jaar oude standerdmolen De Groote Molen op de dwinger aan het Zuiderbolwerk was namelijk vanwege zijn bouwvallige staat al in 1838 afgebroken. Door protesten van (invloedrijke) omwonenden – bang voor een nieuwe molenbrand – werd de herbouw van een korenmolen bij de Hanspoort tegengehouden, waarna de Raad van de stad Dokkum in het voorjaar van 1849 toestemming gaf aan molenbouwer Gerrit Pieters de Boer om op de Zuiderdwinger een achtkante, houten stellingmolen te bouwen met een stelling op ruim zeven meter hoogte met een gevlucht van 20 voet (= 22,75 meter) en daarmee één van de grootste molen in de Dongeradelen. De molen werd voorzien van twee koppels maalstenen en liefs drie koppels pelstenen voor het pellen van gerst tot gort voor de toen veel gegeten gortepap: sûpengroattenbrij. Geheel in de geest van die tijd kreeg de molen de optimistische naam De Hoop. Deze stellingmolen is vooral uniek door het geheel houten onderstuk en de lange, houten hoekstijlen van het achtkant, waarvan niet heel veel molens zijn voorzien. Om bij harde wind de torsie of spanning in het achtkant op te vangen, werden in de velden op de bovenste zolders van dubbele veldkruisen aangebracht. Eind juli 1849 adverteerde de trotse molenaar De Boer dat zijn nieuw gebouwde rog- en pelmolen bijna klaar was en per 1 augustus ‘geheel zal zijn voltooid en [hij en zijn compagnons zich] van af dien datum zich vriendelijk aan belanghebbenden in de gunst houden aanbevolen’. Lange reeks van molenaars Toch zou Gerrit de Boer niet lang van zijn nieuwe molen genieten, want hij overleed plotseling in juli 1855. Zijn weduwe moest de molen verkopen, waarna Jan Gerrits Boerma en zijn vrouw uit Enumatil tot 1879 de eigenaars waren. Zij zijn de eersten in een lange reeks molenaars en eigenaars die in de loop van 170 jaar gebruik maakten van de trouwe diensten van deze fraaie windmolen: Tjerk Rienks Dijkstra, Harm Kwint, Ale Eelkes Sipma, Jan Alles van der Werff, Pieter Hendrik en Roelof Hazenberg, Hermanus en Jan Kiestra, Wierd Doekes Kloosterman, Pieter Harkes Banga en Edo, Popke Kor en Wijnand Broekema. Hun namen zijn wel uit de kadasterboeken en belastingdocumenten overgeleverd, maar nog veel, veel meer molenaarsknechten en dienstmeiden dienden en werkten op De Hoop. Hun ingekraste namen vinden we soms met enige moeite terug onder het stof op de oude houten balken van de molen. In de gloriedagen van deze windmolen werden er drie- tot vierhonderd zakken meel per week gemalen. Molenaars hielden dan om vijf uur ’s middags niet op: als het waaide, draaiden de wieken! Tegenwoordig houdt een groep vrijwillige molenaars de korenmolen op vooral zaterdagmiddagen draaiende: Jan Holtkamp, Warner B. Banga, Hilko Hofstra, Wietze Dijkstra en Sikko Hoekstra zullen u, als de wieken ronddraaien en de molen dus open is, graag rondleiden en bijpraten over deze hoogbejaarde korenmolen. Op naar de 200! Als je zo oud bent, heb je al heel wat meegemaakt. De Hoop overleefde de wereldoorlogen en de verwoestende industriële revolutie, waarin menig windmolen de strijd verloor van de elektriciteit. Toch was de molen ook enkele keren op sterven na dood, zoals in maart 1939 toen een zware storm met rukwinden over ons land raasde en de kap een halve slag gedraaid werd, waarna de molen door dichtslaande zelfzwichtingskleppen op hol sloeg. Toen de storm even luwde en molenaar Broekema ‘den wedloop van de wieken stuitte, […] was de 90-jarige reddeloos kapot’. Alle hout- en latwerk was van de wieken geslagen en de daaropvolgende oorlogsjaren moest de gehandicapte molen met twee met ijzeren platen opgekalefaterde wieken draaien. De pelwerken werden in de loop der jaren uit de molen gesloopt en na diverse restauraties is de inrichting niet meer geheel authentiek. In 1949, toen De Hoop 100 jaar werd, is de molen voor de eerste keer gerestaureerd. In het artikel ‘Dokkum heeft een honderdjarige’ vroeg de molen zich aan het begin van datzelfde jaar echter nog af: ‘Hoe lang sta ik hier nog?’ en klaagde: ‘Maar mijn baas! Ook hij praat over electrisch, over een motor en meer van die woorden, die in 1849 bij mijn geboorte onbekend waren.’ En aan het eind: ‘Ik hoop dat eigenaar en bewonderaars van het stadsschoon over mij zullen waken. Ik heb nog hoop, dat ben ik aan mijn naam verschuldigd. Dus… op naar de 200!’ Gelukkig zijn wij ons heel erg bewust hoeveel schoonheid de molens op de Dokkumer bolwerken toevoegen aan het beschermde stadsgezicht en is de bewaking daarvan en van de authenticiteit van die windmolens in goede handen bij de huidige eigenaar, de stichting Monumentenbehoud Dongeradeel. Hoe dat in de nieuwe gemeente Noardeast-Fryslân wordt voortgezet en daaraan gestalte wordt gegeven is nog onduidelijk. Monumenten- en moleneigenaars zijn met elkaar en de nieuwe gemeente in overleg, maar de windmolens van Noordoost-Fryslân zal men moeten blijven koesteren. Wat korenmolen De Hoop betreft, sluiten we bij hemzelf aan: op naar de 200! Tekst: Warner B. Banga