Zo'n vier dagen per week schildert Roelie Douw uit Damwâld in haar atelier aan de Hoogstraat in Dokkum. “In mijn hoofd ben ik altijd met schilderen bezig,” vertelt ze. “Ook thuis. Ook tijdens het koken. Ook ‘s avonds op bed. Dan lig ik er soms gewoon wakker van. Het laat me nooit los.” Ze is even stil, begint dan te lachen. “Tja, je bent kunstenaar of je bent het niet.” Roelie schildert sinds december 2023 aan de Hoogstraat. Haar atelier ademt creativiteit: paletten met kleurrijke mengsels, boeken over kunst en verftechnieken, potten met verf en penselen, noem het maar op. Aan de lichtroze muren hangen zo’n vijftien schilderijen en studies (oefenschilderijen, red.). “Vrij leeg,” noemt Roelie het terwijl ze rondkijkt. “Het grootste deel van mijn werk is óf verkocht of momenteel tentoongesteld in De Stadsgalerie in Groningen of in de ABDIJ hier om de hoek.”
Of ze altijd al wist dat ze schilder wilde worden? Nee, dat besef kwam pas later. Maar als kind had tekenen wel al haar hart. Na de middelbare school besloot ze daarom de lerarenopleiding beeldende kunst en vormgeving in Leeuwarden te volgen. Dat bleek niet helemaal haar ding. “Ik wilde vooral leren schilderen, en aan het einde van de opleiding had ik niet het idee dat ik dat nu kon,” zegt ze. Ze werd weliswaar aangenomen op de Klassieke Academie in Groningen, maar ze besloot uiteindelijk met een praktische blik: het docentschap bood haar de financiële zekerheid en stabiliteit die ze zocht. “En toch bleef de drang om te leren schilderen,” vertelt ze. Na tien jaar besloot ze zich daarom opnieuw in te schrijven bij de Klassieke Academie, haar baan opzeggend voor een nieuw avontuur. Het voelde als een warm bad. “Dit was precies wat ik zocht. Ik wilde alles leren: de technieken, pigmenten, anatomie, perspectief, kleur. Alles. Ik had een honger naar wat dan ook maar met schilderen te maken had.”
Wat ze dan schildert? “Mensen hebben mijn hart,” zegt ze. “Ik vind het prachtig om mensen vast te leggen zoals ze zijn.” Maar ook stillevens of landschappen zijn haar niet vreemd. “Bij die laatste voel ik me wat vrijer. Als er een boom te veel op een schilderij staat, merkt niemand dat immers.” In 2023 studeerde ze af en begon ze haar zoektocht naar een geschikt atelier, wat haar uiteindelijk naar Dokkum bracht. “Na mijn afstuderen stroomden de opdrachten binnen. Mijn studio thuis was te klein om modellen te ontvangen, en van het een kwam het ander,” legt ze uit. Hoewel dit atelier aanvankelijk niet precies was wat ze zocht, is ze inmiddels ontzettend tevreden met haar keuze. “Vooral die etalage, dat is een prachtig cadeautje. Daar moet je dan ook gebruik van maken.” En dat doet ze. “Laatst liep een echtpaar uit Dordrecht langs mijn atelier. Ze tuurden nieuwsgierig naar binnen, wandelden even verder, tuurden weer naar binnen. Omdat ik op dat moment bezig was met een klant, kon ik hen niet te woord staan. Plotseling kwam de man naar me toe en vroeg: ‘Even tussendoor hoor, maar wat kost zo’n portretje?’ Toen ik klaar was met mijn klant, kwam de man terug. Hij had wel interesse. En zo kreeg ik er ineens nóg een klant bij.”
Naast het schilderen van portretten voor onbekenden, heeft ze ook grote opdrachten op haar naam staan. Zo werd ze gevraagd om een officieel gouverneursportret te schilderen in opdracht van de provincie Limburg. Wie dat is, blijft nog even geheim. “Opdrachten komen inmiddels overal vandaan,” zegt ze. Haar werk weet mensen uit het hele land te raken, iets wat Roelie diep ontroert. “Daar ben ik ontzettend dankbaar voor.” Zoals een waar kunstenaar betaamt, verschilt haar creatieve proces van schilderij tot schilderij. “Het ene werk is zomaar klaar, terwijl ik met het andere maandenlang worstel.” Wat maakt het verschil? “Ik moet in een specifieke flow komen om te schilderen. Hoewel ik over alle benodigde ingrediënten beschik—kennis, materialen en technieken—heb ik ook een bepaalde rust en innerlijke drive nodig. Zodra ik in de juiste stemming ben, voelt het fantastisch. Het kan soms frustrerend zijn, omdat het schilderproces zich niet altijd laat sturen, maar ik zou dit vak niet uitoefenen als ik er niet zo intens van genoot.”