Een zeer gesoigneerde, witbebaarde heer van enig formaat loopt glimmend van plezier rond en geniet zichtbaar van het uitzicht en het aanschouwen van onze werkzaamheden op de molen Zeldenrust. Een typerend knikje in onze richting geeft direct aan dat het een oosterbuur is. Duitsers doen dat zo. Zonder woorden. Belgische bezoekers zijn in de begroeting meer verbaal en verrassen ons steeds met de leukste uitspraken. Zoals: “allez meneer, is het toegestaan dat wij efkens rondgaan in uw schoone molen?” Nou ja, schoon, schoon, het veger en blik mag er soms best nog wel eens een keer extra door. We doen ons best, maar begrijpen doen we onze zuiderburen wel. “Maar natuurlijk, ge kunt gaan waar ge wilt, als u maar niet over de hekken springt hè”. Ja, je leert je pappenheimers wel kennen in de loop der tijd. De vriendelijke Duitse reus begint nu ook schoorvoetend vragen te stellen, en is zichtbaar blij dat we hem in verstaanbare taal kunnen antwoorden. En met dat kop ik er in dat hij hier met de boot is, zo te zien. Ah, ja, en hoe weet u dat? Ten eerste aan de kleding. Speciaal gekocht in een winkel van scheepsbenodigdheden, de schoenen laten geen twijfel over en het geborduurde ankertje op de trui spreekt boekdelen. Bovendien lijkt u sterkt op kapitein Iglo van de vissticks weet u wel? Ja, dat wist hij wel. Ondertussen werd er even gezwaaid naar een dametje beneden. Type secretaresse, met een klein aangelijnd hondje van het knuffelige soort . “Volgens mij bent u hier met een kleine boot”. Kijk dat is even een gok. “Ja, dat klopt, hoe weet u dat nu weer?” “Wel, als ik het mag zeggen, u bent niet van de schriele, dus u hoeft niets te compenseren en uw medegasten aan boord hebben zo te zien niet veel ruimte nodig”. Dan valt het oog op de mosterd welke door ons geproduceerd wordt. Of er ook zoete mosterd, speciaal voor bij weisswurst , te koop is. “Want ik houd zo van weisswurst”. Laat dat nu een soort zijn welke wij WEL aan boord hebben, en dat is geen toeval. Een bewuste keuze om iets speciaals in huis te hebben. Samengesteld met een zogenaamde süd, een aftreksel van diverse kruiden, door ons zelf gemaakt. Iedereen blij natuurlijk. En zo daalde kapitein Iglo weer af naar de begane grond. Tot mijn verbazing verscheen 5 minuten later het fragiele dametje op de werkvloer en vroeg of ze een potje mosterd kon kopen voor bij de weisswurst. Nou ja zeg, is die andere nu al op? Nee, maar ze wou zelf ook een potje mee. Haar onkel was zo enthousiast. “Oh, wel, doe dan de groeten aan je onkel, en graag tot ziens”. Onkel, aan me hoela, of zou nu de regel van toepassing zijn: “Honi soit, qui mal y pense?” In dat geval ben ik een slecht mens.