I N D O K K U M

k o m t e r a a n

Zeldenrust en altijd wat: Hier is het het mooist

Zeldenrust en altijd wat: Hier is het het mooist

 Een echtpaar van circa middelbare leeftijd komt zichtbaar verheugd de trap naar de stellingzolder op lopen en zegt hallo. Onmiddellijk weet ik dat het Duitse bezoekers zijn. Alleen dat ene woordje is genoeg. Wij zeggen “hallo!”, een Duitser zegt: “Hallooe” en kijkt daarbij aarzelend lachend, vaak met een knikje. Een Nederlander zegt dit resoluter en kijkt daar vaak wantrouwend bij. Was misschien “Hoi” toch niet beter geweest denkt hij (of zij) dan. En als de kinderen niets zeggen en meteen in de verboden touwen hangen, dan zijn het beslist Nederlanders.

Een echtpaar van circa middelbare leeftijd komt zichtbaar verheugd de trap naar de stellingzolder op lopen en zegt hallo. Onmiddellijk weet ik dat het Duitse bezoekers zijn. Alleen dat ene woordje is genoeg. Wij zeggen “hallo!”, een Duitser zegt: “Hallooe” en kijkt daarbij aarzelend lachend, vaak met een knikje. Een Nederlander zegt dit resoluter en kijkt daar vaak wantrouwend bij. Was misschien “Hoi” toch niet beter geweest denkt hij (of zij) dan. En als de kinderen niets zeggen en meteen in de verboden touwen hangen, dan zijn het beslist Nederlanders. Het Duitse echtpaar kijkt langdurig rond en stelt ook vragen. Weliswaar in het Duits, want Nederlands is maar een vreemde en onverstaanbare taal, maar dat leidt niet tot spraakverwarring. Enige kennis van deze taal is mij eigen. Men spreekt in Duitsland gewoon een raar soort Nederlands, alleen zij weten het zelf niet. In het gesprek wordt het duidelijk dat ze uit het Beierse zuiden komen en een rondreis door Holland maken. En ze hebben nog nooit ergens, waar ook ter wereld, zo’n mooi landschap gezien. Zo prachtig vlak en plat, gewoonweg niet te begrijpen hoe dat mogelijk is. Welnu, dat weet ik ook niet, maar het heeft wel voordelen. Het water wat je op de akkers aanbrengt voor de groei van wat kropjes mooie groene sla loopt niet gelijk weg in een grot, of dwars door de tenten op het kampeerterrein na een stortbui. Het blijft er wel in staan, maar die luchtbedden blijven toch drijven in de tent, je hoeft er dus niet achter aan te hollen. En ook de scheepvaart kan rustig bedreven worden, men kan zelfs dobberen, voor de beroepsvaart slechts op zondag in bepaalde streken. In de bergen gaat dit alleen maar holderdebolder naar beneden en zo’n schuit heeft daar maar een hekel aan. Wij zijn natuurlijk blij met zo’n uitspraak, maar het zet je toch aan het denken. Waarom vinden wij het zo mooi in de bergen? Zou het misschien zijn omdat het daar anders is? Ligt de extra waardering in het anders zijn van het landschap, en om het meteen maar breder aan te pakken: geldt dit ook voor bijvoorbeeld het eten ergens anders en voor de gebouwen ergens anders en voor nog meer zaken? Mij kun je een plezier doen met een mooie Indonesische maaltijd, terwijl een Chinees verrukt kijkt bij een bordje met Wiener Schnitzel en Bratkartoffel. Ik vind de stad Blankenberg in het Siegtal schitterend, terwijl een Duitser geniet in Moddergat-Paesens. Op de keper beschouwt allemaal een beetje vreemd nietwaar? Ik denk ook dat het “nieuwe” debet is aan de beschreven verrukking. En daar komt ook het knelpunt om de hoek kijken. Dit soort van nieuw is na een tijdje niet nieuw meer, en het wordt ook nooit je eigen. Je bent immers slechts te gast in deze nieuwe situatie. Als je dan weer hier bent, dan voelt het weer vertrouwd, en ga je nog eens goed kijken. De bordjes Verboden Toegang zijn hier veel mooier dan in Frankrijk. De aardappelen zijn hier ook veel lekkerder. De wind is hier eerlijk, daar vaak geniepig. En zo kan ik nog wel een tijdje doorgaan. Kortom: de toeristen hebben allemaal gelijk: het is hier prachtig. Laten we er met zijn allen van genieten.

Redactie
Redactie