Aan het Zuiderbolwerk in Dokkum werd nog net op tijd voorkomen dat een uniek stukje bestrating - dat bijna over het hoofd werd gezien - uit het straatbeeld verdween: het laatste stukje ‘slecht’ of ‘sljocht’ in de Dokkumer binnenstad kon zo behouden worden. In overleg met de buurt werden enkele aanpassingen geschrapt en boden buurtbewoners aan om zelf de handen uit de mouwen te steken door de geeltjes voorzichtig te verwijderen, schoon te maken en klaar te leggen voor de straters. ‘Ut slecht’, dat is ‘it sljocht, it flakke, sljochte paed’ Wie oude foto’s van Dokkum begin twintigste eeuw vergelijkt met de huidige situatie, ziet direct dat aan de bestrating in de binnenstad veel veranderd is. Van de historische kei- en balsteenbestrating is weinig meer over. Her en der liggen nog ‘restanten’. In een recent nummer van De Sneuper, het verenigingsblad van de Historische Vereniging Noordoost-Friesland, stond het verhaal van mevrouw Barbara Haverkamp-Hooghiemstra, die in de Nieuwe Dockumer Courant van 1966 verhalen uit haar kinderjaren op papier heeft gezet. Zij schrijft in ‘Herinneringen aan mijn geboortestad. Dokkum omstreeks 1900’: ‘In de gehele stad, waren de straten rond de eeuwwisseling gemaakt van balstenen (kinderhoofdjes) en een smal geel slecht – nu zeggen ze van trottoir – van stenen.’ Hoewel het overgrote deel van de historische bestrating uit de binnenstad verdwenen is, ligt het laatste stukje van dit slecht, het van oudsher bedoelde pad voor de voetgangers, nog op het Zuiderbolwerk en in de Nieuwe Buurt. Een eerste aanwijzing voor de exacte ouderdom van (een deel van) het slecht aan het Zuiderbolwerk dateert van 1881. In de bundel ‘Losse grepen út de skiednis fan Dokkum’ van S.E. Wendelaar Bonga lezen we in het artikel ‘Nei Dokkum ta’ belangrijke informatie over de authentieke Dokkumer bestrating: ‘Neist it bifluorre middenpaed, dêr’t it greatere forkear oer hinne gie, rounen twa fuorgen, en dêr njonken, oan de huzekant, lei it paed foar de fuotgongers. Nou seit men fan trottoir! De âlden fan Dokkum neamden dat ‘it slecht’, dat is it sljocht, it flakke, sljochte paed.’ De handen uit de mouwen Naar aanleiding van bezwaarschriften van een aantal bewoners en hun archiefonderzoek dat daarop volgde, werd ‘ut slecht’ als officieel door de gemeente gebruikte term in de periode 1822-1942, uiteindelijk herontdekt. Ook werd duidelijk dat de ‘geele klinkert’ onlosmakelijk met dit slecht verbonden was. Een handtekeningenactie op de buurt werd gehouden en meerdere gesprekken met de gemeente, verschillende bewoners van het Zuiderbolwerk en vertegenwoordigers van de Stichting Historia Doccumensis vonden plaats. Van het bestaan van het slecht wist men nu en de gemeente stond uiteindelijk welwillend tegenover het behoud. Wethouder De Graaf besloot om samen met haar ambtenaren de herinrichtingsplannen nog eens te bekijken; in overleg met de buurt werden enkele aanpassingen geschrapt en boden buurtbewoners aan om zelf de handen uit de mouwen te steken door de geeltjes voorzichtig te verwijderen, schoon te maken en klaar te leggen voor de straters. Aan de aannemer die het werk gegund is, nu de taak om ‘ut slecht’ de komende week weer netjes terug te bestraten. Al in 1954 schreef Wendelaar Bonga - op last van B & W! - een stuk vóór het behoud van het ‘slecht’. Gelukkig was het cultuurhistorisch besef van het huidige college ook groot genoeg om, in het kader van het beschermd stadsgezicht en het streven naar authenticiteit en daartoe aangemoedigd door de buurtbewoners van het Zuiderbolwerk, dit stukje ‘slecht’ met de authentieke Friese geeltjes in Dokkum opnieuw te bewaren! Artikel door Warner Banga Op oude foto's van Dokkum is te zien hoe de bestrating in de binnenstad er uit zag.