I N D O K K U M

k o m t e r a a n

Tsead Bruinja geïnstalleerd als DongeraDichter

Tsead Bruinja geïnstalleerd als DongeraDichter

Tijdens de traditionele Receptie voor het Gedicht in het Dokkumer Stadhuis is Tsead Bruinja benoemd tot DongeraDichter, tevens werd er afscheid genomen van zijn voorganger. De afgelopen twee jaar hanteerde Dick van der Galiën de pen, niet als dichter, maar als DongeraSchrijver. Bruinja is benoemd voor een periode van twee jaar en wordt geacht jaarlijks minimaal vier gedichten per jaar te schrijven.

Tijdens de traditionele Receptie voor het Gedicht in het Dokkumer Stadhuis is Tsead Bruinja benoemd tot DongeraDichter, tevens werd er afscheid genomen van zijn voorganger. De afgelopen twee jaar hanteerde Dick van der Galiën de pen, niet als dichter, maar als DongeraSchrijver. Bruinja is benoemd voor een periode van twee jaar en wordt geacht jaarlijks minimaal vier gedichten per jaar te schrijven. Tsead Bruinja is geboren in Rinsumageest en debuteerde in 2000 met zijn bundel ‘De Wizers yn it read.’Hij schrijft zowel Nederlandstalige als Friese gedichten. Zijn toenmalige uitgever is verbonden aan Stichting DongeraDichter en zo kwamen ze bij Tsead Bruinja uit als opvolger van Dick van der Galiën. Als DongeraSchrijver gaf Dick graag een prikkelend tegengeluid, het liefst nam hij de politiek op de hak. “Vanuit mijn functie als leraar geschiedenis legde ik altijd graag een verbinding tussen de historie en de actualiteit. Zo schreef ik bijvoorbeeld over Holwerd aan Zee dat er veel veranderd is. Vroeger hadden we respect en angst voor de zee en bouwden we dijken en nu is de zee niet spannend meer en gaan we zelfs al in zee bouwen.” Dick schreef veel over de actualiteit. Dat is ook wat Tsead gaat doen. Hij heeft dus ook nog geen idee wat hem te wachten staat. “Ik laat me leiden en beïnvloeden door de gemeentelijke politiek, maar ook door het nieuws.” Tsead droeg als kersverse DongeraDichter enkele van zijn gedichten voor. Hieronder volgt zijn eerste wapenfeit in het Fries. DE ÂLDSTE GRAP wat is der sûnt minskeheugenis noait in kear bart woenen de âlde soemearieërs fan inoar witte foar de grap at it in man yn `e pronk wie hie er it burd kreas yn `e krul at it in frou op har moaist wie hie se minder wurk hân fan it burd har lange swarte lokken draaide se yn flechten om `e holle fan nekke oant ankel wie se yn flaaks bewuolle fan 'e moarn doe't ik de neaken lea opkwikt tsjin de rêch fan it sydsulver oanskoode en in earm behoeftich om har hinne sloech frege ik my ôf of der ek grappen besteane dêr't gjin ien minske minder fan wurdt der is dochs altyd wol earne in belg turk of dútser dy't de fermeitsrekken presintearre krijt soemeariërs wienen wat dat oanbelanget grutte idealisten sy mienden stjerrende wier dat noait in kear in jongfaam in skeet litten hie op `e skoat fan har brêgeman en skuorden dêrnei harren de bûsen út `e rok  

Redactie
Redactie