Vrijdagmiddag 4 juni werden de gerestaureerde rolpalen en wisselplaatsborden tussen Dokkum en Kollum gepresenteerd. Wethouder Jelle Boerema van de gemeente Noardeast-Fryslân en gedeputeerde Avine Fokkens-Kelder van de Provincie Fryslân verrichtten de openingshandeling van deze overblijfselen uit de tijd van de trekschuit. Op initiatief van Stichting Erfgoed Kollumerland en Nieuwkruisland zijn tussen Dokkum en Kollum in totaal twee rolpalen en dertien wisselplaatsborden opgeknapt. Initiatief vanuit Stichting Erfgoed Kollumerland c.a. De Stichting Erfgoed Kollumerland c.a. heeft bedacht om de Rolpaal in Kollum te restaureren. Leden van de historische clubs in Dokkum lazen dit bericht en gezamenlijk met de gemeente en provincie ontstond het idee om alle historische elementen gerelateerd aan de Trekvaart en scheepvaart tussen Dokkum en Kollum in oude glorie te herstellen. De twee rolpalen maar ook de dertien wisselplaatsborden. Jagen en schuiten In het verleden – toen het vervoer over het water de belangrijkste vorm van transport was – werden schuiten en (zeil)schepen door kanalen en vaarten met behulp van een lange scheepslijn voortgetrokken: het zogenaamde ‘jagen’ door een paard of zelfs door personen. Zij liepen langs het 'jaagpad' en trokken zo een schuit met vracht of personen voort. De trekschuit had ten opzichte van zeilschepen het voordeel van een betrouwbare dienstregeling. Het was een van de voorlopers van modern openbaar vervoer: de schuit nam iedereen mee die bereid was om het vastgestelde tarief te betalen. Werking van een rolpaal Alles verliep prima zolang de jager met zijn paard langs rechte stukken oever liep, wanneer er een bocht in de vaart zat, werd de lange jaaglijn om een rolpaal heen gelegd. Deze houten of metalen rol draaide om zijn as en geleidde de lijn, zodat de schuit niet tegen de wal werd getrokken. Dat was nodig, omdat jagers of paarden vaak wel zo’n dertig tot vijftig meter voor de trekschuit uit liepen. Zij waren dan de bocht al gepasseerd en het schip nog niet. De rolpaal stond op de hoek aan de binnenkant van het jaagpad. De ‘jagers’ liepen buitenom met de lijn, die via de rol geleid werd, zodat het touw niet sleet, maar vooral in houten rollen diepe striemen achterliet vanwege de spanning en zware krachten. Aan de boven- en onderkant van de rolpaal zijn vaak ijzeren geleidingsbeugels gemonteerd, soms voorzien van een sierlijke krul. Deze beugels moesten voorkomen dat de jaaglijn van de rolpaal afliep. Zodra de schuit in een gunstiger positie kwam, ging de lijn vanzelf weer van de rol. Bij scherpe bochten werden de palen soms zelfs voorzien van een dubbele rolpaal. In flauwe bochten werden twee rolpalen op korte afstand van elkaar geplaatst. Wisselplaatsbord Op de plek van een 'wisselplaats'-bordje, was de vaarweg iets breder zodat schepen elkaar konden passeren. Het jaagpad ligt meestal aan één kant van een vaart of kanaal, ook omdat er daar geen begroeiing of bebouwing langs de oever kon staan, zoals de Trekweg langs de Strobossertrekvaart. Stukje vervlogen geschiedenis De rolpalen en wisselplaatsborden zijn de stille getuigen van een stukje vervlogen geschiedenis, vrijwel nergens bevindt zich zo’n fraai traject met rolpalen en wisselplaatsborden zoals tussen Kollum en Dokkum. De palen en borden zien er door de inzet van Provincie, Gemeente, bedrijfsleven en vrijwilligers weer hagelnieuw en authentiek uit met het originele lettertype.