Je zou het niet zeggen, maar waar je nu een Dokkumer biertje drinkt of een smakelijke tosti verorbert, werd ooit dameskleding –vooral met bont – genaaid en gepast. In 1854 opende de uit Leeuwarden afkomstige kleermaker Dirk Hugo van Erp een peltwerkerij en dames-kledermakerij in de Nauwstraat. In een peltwerkerij werd bont bewerkt tot kledingstukken. Naast op maat gemaakte dameskleding was deze ambachtsman een specialist op het gebied van marter- en vossenbont ‘naar den nieuwsten smaak bewerkt’. Bovendien bood men in Dokkum jaarlijks de allernieuwste modellen dameshoeden aan, waarvoor dan een ‘expositie’ voor de vaste clientèle werd georganiseerd. Op 6 maart 1902 overleed peltmaker Dirk Hugo op 69-jarige leeftijd en zijn twee oudste dochters Geertruida en Maria, die de kleermakerij toen al hadden overgenomen, besloten hun winkel te verplaatsen naar de hoek van de Diepswal en de Hoogstraat. Met die verhuizing maakten ze bovendien plaats voor hun jongere broer Dirk Hendricus IJvo, die in de voormalige winkel van zijn vader een banket- en suikerwarenwinkel begon. Tevens bood hij daarbij ‘tegen scherp concurrerende prijzen’ zijn diensten als huis- en reclameschilder aan. In 1905 kochten Geertruida en Maria van Erp voor f 7000 het hoekhuis van Gosewinus Heeringa en dienden bij de gemeente Dokkum een bouwaanvraag in voor een ingrijpende verbouwing en modernisering van het winkelpand, dat tevens werd verhoogd. Dat werk lieten zij uitvoeren door timmerman Sjabbe Erich, die onder andere de dakkapel verfraaide met een gemetseld bovenstuk. Daarbij maakte het puntdak plaats voor een plat dak met dakpannen aan de voor- en zijkant. In augustus 1906 begonnen de costumières hun Dames-Modemagazijn aan de Diepswal. Hoogstwaarschijnlijk om hun vader Dirk Hugo te eren stond er in mooie, decoratieve, door broer Dirk geschilderde letters D.H. van Erp op de daklijst en Firma D.H. van Erp op het glas boven de winkeldeur. De jaarlijkse exposities met modelhoeden werden ook op de nieuwe locatie weer opgevoerd en tevens verkocht men ‘blouses, costume- en tusschenrokken, ceintuurs en voiles’. De pelterij en verkoop van bont werd ondanks het overlijden van vader voortgezet; blijkbaar had hij zijn kennis over de bontverwerking kunnen overdragen op zijn kinderen ‘daar dit artikel vakkennis en vertrouwen eischt’. Ook voor motbestrijding kon men bij de firma Van Erp terecht. De dames Van Erp hadden twee zaken; zij bezaten ook het pand [C21] schuin aan de overkant naast het Dokkumer stadhuis. Desondanks gingen de zaken niet helemaal naar wens en moesten de zusters Van Erp enkele leningen afsluiten om het hoofd boven water te houden. In 1911 werd zelfs een royement uitgesproken en in 1915 verkochten ze hun winkelpand in de Hoogstraat-west aan Bauke Wijbrens Mellema, die in 1931 ook het Artisante-pand [B66] [nu Hoogstraat 2] van buurman kleermaker Elle Ellens zou kopen. Het dames-modemagazijn zou tot 1919 blijven bestaan. Geertruida en Maria Van Erp verkochten toen hun hoekpand aan Igle Berghuis en vertrokken in 1921 naar Nijmegen. FOTOBIJSCHRIFT: Trude en Maria van Erp, waarschijnlijk gefotografeerd in de fotostudio van de gebroeders Heeringa.
Gerelateerd nieuws